Beter inzicht in HIV-behandelingen bij jonge kinderen

Wiskunde en biologie

Hoe snel neemt het aantal virusdeeltjes in het bloed af als je met HIV-behandeling begint? En hoe snel neemt het aantal witte bloedcellen weer toe? Juliane Schroeter heeft met haar achtergrond in de wiskundige biologie een antwoord gevonden op deze vragen. Hiermee zet zij een eerste stap om artsen beter te informeren bij de timing en keuze van andere behandelingsstrategieën voor jonge HIV-patiënten. Schroeter promoveert op 19 oktober aan de Universiteit Utrecht.

Juliane Schroeter

Kwaliteit van leven

Kinderen die geboren worden met HIV zijn hun leven lang afhankelijk van HIV-medicatie. Deze antiretrovirale middelen zorgen ervoor dat het afweersysteem niet wordt aangevallen en dus goed blijft functioneren. Echter, de middelen hebben bijwerkingen, zoals hoofdpijn, diarree, vermoeidheid, misselijkheid en overgeven. Om de kwaliteit van leven van deze kinderen te verbeteren, zoeken wetenschappers naar een manier om hen ‘functioneel’ te genezen: stoppen met de medicatie zonder dat het virus terugkeert. Wereldwijd zijn er 1,5 miljoen mensen besmet met HIV. Tien procent is jonger dan tien jaar.

Wiskundige modellen

Om kinderen met HIV functioneel te genezen is begrip nodig van de respons van het lichaam op HIV-medicatie. Schroeter ontwikkelde wiskundige modellen die beschrijven hoe de hoeveelheid virusdeeltjes enerzijds en witte bloedcellen anderzijds zich ontwikkelen in de tijd bij individuele patiënten. Ze gebruikte de bloedmonsters van duizenden Europese kinderen bij wie de behandeling startte voordat ze zes maanden oud waren en die het virus uiteindelijk wisten te onderdrukken. De monsters waren afkomstig uit grote cohortstudies.   

Slechts twee factoren

Schroeter ontdekte dat de tijd die een kind nodig heeft om het virus te onderdrukken te voorspellen is op basis van slechts twee factoren: de hoeveelheid virusdeeltjes in het bloed en de status van het immuunsysteem bij de start van de behandeling. Voorwaarde is wel dat er geen complicaties optreden tijdens de behandeling. De promovenda ontwikkelde eveneens modellen die laten zien hoe het aantal afweercellen zich herstelt in het eerste levensjaar waarin het immuunsysteem nog volop in ontwikkeling is. Uiteindelijk keerde het aantal immuuncellen terug naar gezonde waarden.

Eerste stap

In haar onderzoek toont Schroeter aan dat het erg belangrijk is om vroeg te starten met de behandeling van kinderen die besmet zijn met HIV. De schade die het immuunsysteem oploopt wordt zo tot een minimum beperkt. De tijd die vervolgens nodig is om het virus te onderdrukken is korter. Met haar onderzoek zet Schroeter een eerste stap om artsen beter te informeren bij de timing en keuze van andere behandelingen voor jonge HIV-patiënten. De behandeling is daarmee efficiënter, heeft minder bijwerkingen en kan uiteindelijk leiden naar functionele genezing.

Dit onderzoek is onderdeel van EPIICAL, een samenwerkingsverband dat als doel heeft om het leven van kinderen met HIV te verbeteren.